Zijn wie je wilt zijn

 Geertruida Kapteyn-Muysken, een meisje dat wilde leren

 

Stel, je bent een welgesteld tienermeisje in het Nederland van omstreeks 1870 en je doet niets liever dan lezen, leren en studeren. Probleem: na de lagere school zijn de mogelijkheden om verder te leren beperkt, althans, voor meisjes. Ja, je kon eventueel naar een ‘Franse school’, maar die waren veelal van zeer laag niveau, met een lesprogramma dat uit Frans, handwerken en wat oppervlakkige algemene ontwikkeling bestond. Meer had je als toekomstig echtgenote, moeder en hoofd van de huishouding nu eenmaal niet nodig, vond men. Of, als er echt veel geld ter beschikking was, dan behoorde een kostschool nog tot de mogelijkheden, maar ook die waren er vooral op gericht om meisjes ‘tot deugdzame, plichtsgetrouwe en beschaafde vrouwen te vormen’.[1] Als slim, leergierig meisje kon je dus haast geen kant op.

 

Geertruida Kapteyn-Muysken (1855-1920) was zo’n meisje, maar ze had het grote geluk in de jaren zestig en zeventig van de negentiende eeuw Haarlem te wonen. Daar opende in 1867, na een lange maatschappelijke discussie over meisjesonderwijs en dankzij de nieuwe wet op het openbaar onderwijs, de eerste Middelbare Meisjes School (MMS). Geertruida was toen twaalf jaar oud. Van wanneer tot wanneer ze precies het vijfjarige traject doorliep is niet duidelijk – de dagboeken en brieven die van haar zijn overgebleven gaan slechts terug tot 1878 – maar wat we wel weten is dat ze met waardering terugkeek op die tijd. De school, gelegen achter de Hortus Botanicus in de stille Jacobijnenstraat, moet een verademing voor haar zijn geweest, net als voor veel andere meisjes, die vanuit het hele land kwamen. Ze kregen er gedegen les in Nederlandse, Franse, Engelse en Duitse taal- en letterkunde, wiskunde, natuurkunde, scheikunde, geschiedenis, aardrijkskunde, boekhouden en tekenen. Een leerlinge schreef later over directrice en lerares Frans Hendrika von Schubertz: ‘Zij doceerde op een voor mij nieuwe manier, ’n beetje academisch. Zij pakte iets van grammatica of literatuur, legde er de logica en het schoone van uit en wekte den lust op tot verdere bestudeering van het geval.’[2]

 

Geertruida, die zou uitgroeien tot een breed ontwikkelde publiciste en geëngageerd vrijdenkster, vond in de MMS de basis voor haar levenslange liefde voor lezen en zelfontwikkeling. Bovendien bracht de school haar in contact met leeftijdgenootjes met eenzelfde passie voor leren. Samen met haar beste vriendin Martha van Vloten, de oudste dochter van de beruchte progressieve criticus, publicist en letterkundige Johannes van Vloten, moet ze uren over de lesstof, de leraren en hun belevenissen in de klas gepraat hebben.

 

Maar de MMS gaf geen toegang tot de universiteit. Je kreeg wel een einddiploma, plechtig uitgereikt in aanwezigheid van de leden der Commissie voor Middelbaar Onderwijs (allemaal mannen), maar vervolgens was het als jonge vrouw vooral zaak om een geschikte huwelijkskandidaat te vinden; echte ‘geleerdheid’ was nu eenmaal aan mannen voorbehouden. Toch liet Geertruida het er niet bij zitten. Ze riep de hulp in van twee oudere figuren uit het intellectuele milieu: Helena Mercier en Willem Doorenbos, die beide als een mentor voor haar zouden zijn.

 

Helena Mercier (1839-1910) had tot haar grote frustratie niet de mogelijkheid gehad zich na de lagere school verder te ontwikkelen, maar publiceerde vanaf 1870 een indrukwekkende reeks artikelen over emancipatie van vrouwen en arbeiders. Ze schoolde zichzelf, brak met de kerk en kwam op voor de belangen van vrouwen. Geertruida was 23 toen ze Mercier haar eerste brief schreef, naar aanleiding van de artikelen die ze van haar had gelezen: ‘Het is reeds sinds lang mijn innige wensch mij in zoodanige richting, als gij aangeeft, verder te kunnen ontwikkelen; sinds ik de middelbare school verliet, was het steeds mijn streven, mijne studies (…) zooveel mogelijk bij te houden.’ Ze leest zoveel ze kan, schrijft ze, maar het is niet genoeg: ‘meer en meer kom ik tot de overtuiging, dat ik zoo geheel alleen voortwerkende niet veel verder kán komen.’ Ze vraagt Mercier om informatie over hoe ze bij de universiteit wellicht verder kan studeren. ‘Worden de voordrachten der professoren reeds bezocht door jonge meisjes? Want ik zou mij niet gaarne geheel alleen op den voorgrond plaatsen.’[3]

 

De universiteit werd het niet – daar was Geertruida wellicht te timide voor, gezien bovenstaande woorden, en bovendien waren haar ouders al jaren overleden en kon zij dus niet rekenen op de steun van een daadkrachtige vader, zoals Aletta Jacobs dat kon. Maar Mercier verwees Geertruida ook niet naar de universiteit; ze stelde voor privélessen te nemen, en wel bij de markante leraar en letterkundige Willem Doorenbos (1820-1906). Hij gaf Nederlands en geschiedenis op de hbs in Amsterdam en was de grote inspiratiebron voor de jonge mannen die later bekend zouden worden als de beweging van Tachtig. Maar hij zette zich als vooruitstrevend en vrijzinnig denker ook in voor vrouwenemancipatie. Geertruida volgde van 1878 tot 1880 met veel plezier privélessen bij hem. Jaren later, op 11 mei 1892, noteerde ze in haar dagboek naar aanleiding een stuk getiteld ‘De jongste Hollandse letterkunde’ waar ze mee bezig was: ‘ik leef zoo in herinnering gaarne in die heerlijke periode van 14 jaren geleden – en ik kon zoo mooi aanduiden, hoe Doorenbos veel invloed had toen op het jongere geslacht; zoo gaarne zou ik geven dien mentor alle eer, die hem toekomt.’[4] En ook de de grote invloed van Mercier zou ze tegen het einde van haar leven nog beschrijven:

 

[Helena Mercier] gevoelde hoe, even als in haarzelve, bij vele harer lotgenooten de behoefte was wakker geworden om zichzelf te zijn, om in staat te worden gesteld, datgene te worden, waarheen aanleg en begaafdheid drong, om zich op te maken uit haar schuilhoek aan den huiselijken haard en deel te gaan nemen aan het leven in ruimer kring. (…) Zij wees erop hoe het hooger onderwijs moest worden opengesteld. (…) Geschoold vrouwelijk inzicht, geschoold vrouwelijk beleid was noodig in het gezin en in de samenleving.[5]

 

Dat laatste was een overtuiging die altijd zou doorklinken in het werk van Geertruida Kapteyn-Muysken. Dankzij de MMS, de steun van Mercier en de privélessen van Doorenbos kon ze zijn wie ze wilde zijn: iemand die meedacht over de samenleving, die zich met talloze artikelen mengde in het maatschappelijk debat, die zich op gelijke voet kon verstaan met de denkers en schrijvers van haar tijd, zowel op nationaal en als op internationaal niveau, iemand zelfs met een ‘bijna universeele kennis van de geestelijke en sociale stroomingen van onzen tijd’,[6] kortom: een geleerd mens, zoals alle meisjes en vrouwen dat moeten kunnen zijn.

 

 

 

 

[1] Karen den Dekker e.a. ed., Een tien voor vlijt. Meisjesonderwijs vanaf de oudheid tot de MMS (Zutphen 1992), 57.

[2] Noord-Hollands Archief, archiefnummer 3000, inv. nr. 10058. Stukken ter gelegenheid van het zestigjarig bestaan van de Middelbare School voor Meisjes te Haarlem, 1927.

[3] Archief Geertruida Kapteyn-Muysken, inv. nr. 57, brief Geertruida Kapteyn-Muysken aan Helena Mercier, 11 april 1878.

[4] Archief Geertruida Kapteyn-Muysken, inv. nr. 55, dagboek 2, 11 mei 1892.

[5] G. Kapteyn-Muysken, ‘Een heilige van den nieuwen tijd’ in: Helena Mercier, Verbonden schakels (Haarlem 1911) vii-xxvii, aldaar x.

[6] B. Reyndorp, ‘Een groot idealiste die van ons heenging (Geertruida Kapteyn-Muysken)’ in: G. Kapteyn-Muysken, Revolutie en wedergeboorte (1921) 129.