Avonturen van een biograaf V

Ik liep, voor het eerst, naar de Van Lennepweg in Scheveningen, waar Geertruida haar laatste levensjaren (van 1908 tot 1920) doorbracht. Ik nam tramlijn 9 – een lijn die net zo ver teruggaat als zij, destijds pendelend tussen het Haagse Plein en het Kurhaus.

 

Ik stapte uit bij Madurodam, ‘miniature city’, maar liet de ministad links liggen en liep omhoog naar de statige villawijk op ware grootte, stammend uit het begin van de twintigste eeuw en gelegen tussen parken en duinen. Ik vond de Van Lennepweg, die in een bocht naar links de heuvel op krulde, met aan weerszijden prachtige vrijstaande huizen met minstens drie verdiepingen, torentjes, ruime balkons, serres en sierlijke details in het houtsnijwerk. Hier woonden een eeuw geleden sommige van de rijkste burgers van Den Haag. Nu zijn er naast rijke burgers vooral veel ambassades gevestigd.

 

Geertruida’s man Albert Kapteyn, die een fortuin had vergaard als directeur van de Westinghouse Air Brake Company, een bedrijf dat zo’n beetje de hele Westerse wereld van superieure pneumatische treinremmen voorzag, had in 1908 op de hoek van de Van Lennepweg en de Borweg een grote villa laten bouwen. Het huis was vanbinnen en vanbuiten ‘geheel naar eigen smaak’; ‘het is een huis bewoond door een persoonlijkheid’ concludeerde de Hollandsche Revue in 1914. Correctie van mijn kant: twee persoonlijkheden. Geertruida ontving er in haar salon mensen als Berlage, Domela Nieuwenhuis en Clara Wichmann, om met hen over de toekomst van mens en maatschappij te discussiëren. Zij had dus twaalf jaar in haar lange rokken over de Van Lennepweg geflaneerd, omhoog richting zee, omlaag richting de de tramhalte en het kanaal om de stad in te gaan, of de Borweg af op weg naar de duinen voor een wandeling. Nu liep ik er, in mijn dikke matrasjas, met een knalrode muts op en mijn smartphonecamera in de aanslag.

 

Ik volgde de weg omhoog, totdat ik bij de kruising met de Borweg kwam. Ik wist dat de villa er niet meer stond, maar was benieuwd of de plek nog enigszins te herleiden zou zijn naar die tijd, honderd jaar geleden.

 

Op de kavel van het huis van de Kapteyns stond nu de Poolse ambassade, naar mijn inschatting gebouwd in de jaren tachtig, en zo’n beetje de lelijkste ambassade die ik ooit heb gezien. Een versleten knikker tussen de parels, een rotte tand in een blinkend gebit. Het eigenzinnige huis van de Kapteyns was spoorloos opgegaan in de geschiedenis. Gelukkig had de rest van de Van Lennepweg nog wel de allure van het fin de siècle.

 

Ik liep terug naar de tram en reed mee naar het Kurhaus, waar ik al mijmerend een kopje thee dronk, zoals Geertruida vast ook had gedaan.