Covid-kronieken 12-2022 - 9-2023

In mei 2022 lukte alles niet meer goed. Ik was moe, kon me niet goed concentreren, raakte snel van slag. Begin juni werd de diagnose gesteld: long covid (ofwel post-covid syndroom).

Ik stopte met werken om rust te nemen. Want: er was geen medicijn, er was bijna niets over deze ziekte bekend, het enige waarvan iedereen wist dat het zou helpen, was rust.

Toen pas merkte ik hoe erg het was. Ik kon maandenlang niet lezen, niet schrijven, niet sporten, niet reizen, geen tv kijken. Mijn hoofd zat vol watten, ik was doodmoe.

Ik ben ruim een jaar ziek geweest. In december 2022 besloot ik een onregelmatig verschijnende nieuwsbrief te schrijven, met de kleine beetjes energie en concentratie die ik had. Die brieven lees je hieronder. De laatste is van september 2023, toen ik genoeg was hersteld om mijn gewone leven weer op te pakken.

 

 

[12 december 2022]

 

MAITE'S COVID-KRONIEKEN - 1

 

12.12.22

Ik bel met oma, ik eet wat, ik ga zitten. Nu even werken, nu dan?

 

Ik zie mijn eigen frons in de weerspiegeling van mijn telefoonscherm – vermoeid, oud. De uitputting is er weer. Liggen, liggen, liggen.

 

Terwijl ik vanuit mijn hoekje naar de kruin van de plataan staar heb ik het leven van Peggy Guggenheim in mijn oren – Peggy Guggenheim, wat een fenomeen, hoe ze leeft, hoe ze door de wereld buitelt. ‘Wat ik doe? Kunst kopen, en neuken.’ Zo zegt ze het. Twaalf dagen lag ze met Samuel Beckett in bed. Toen de lol eraf was, liepen ze samen ’s nachts dronken door Parijs. Dertien maanden Beckett, haar zoveelste verovering, een lange, spichtige, knappe Ier met grote groene ogen. ‘Oblomov,’ noemde ze hem liefkozend, want er kwam niks uit. Toen nog niet.

 

God zij dank, Beckett ook, denk ik bij mezelf.

 

De dag is steenkoud en alles gaat moeizaam. Ik besluit te gaan wandelen, ‘buiten schijnt de zon, ga naar buiten, Maite!’ (je moet jezelf toespreken).

 

De brug over, langs het water, het is nog vroeg en stil op straat, de zon staat laag. Ik vind een bankje in een stuk strijklicht en ga zitten – een zucht, de uren van de dag strekken zich uit langs de breedte van het water. Ik probeer er niet aan te denken, maar alleen te kijken.

 

Het prachtige licht, en dan de figuranten: een grote man met plastic bloemen aan zijn fietsstuur, een kleine man met één been die zich haastig voortbeweegt in een rolstoel, een busje van een horecaleverancier, een meisje stapt geroutineerd uit en opent de achterdeuren. Alles badend in een bleek sprankelend winterlicht.

 

Gisteren heb ik mijn lief en kat achtergelaten in hun warme huis om in mijn eigen huis wat uit te rusten en aan mijn boek te werken (in mijn eigen sop gaar te koken). Maar ik ben moe en somber en dan is de eenzaamheid een reflex – wat doe ik hier, in mijn eentje, terwijl niks lukt? Maar ik weiger de eenzaamheid, ik schud haar af en kijk naar het licht dat over brug, water, straatstenen strijkt, en over de bloemen op het mannenfietsstuur en de wielen van de rolstoel en de kistjes van het meisje van de leverancier en besluit me hier, door dit licht te laten omvatten. Het is warm genoeg, dit is warm genoeg voor nu. Het is een fysiek gevoel, ik laat mijn vermoeide lichaam in de zwaartekracht rusten en door het zonlicht omvatten, als een bad, ik zit niet meer ik lig hier in de zon in de stad en laat kalm de mensen met haast voorbijgaan. Als de tijd me beangstigt moet ik haar aanwenden, me comfortabel maken, ‘je moet je eigen geborgenheid creëren’ zei een vriend. Ik doe het, verdomme.

 

Ach, thuis word ik weer neergedrukt. Nee, werk kan ik vergeten. Peggy weer, die als een tornado gaat, zoals zoveel mensen (hoe?!).

 

Ik mis gezelschap. (Stop!)

 

In de middag: ik verwissel Peggy voor muziek, discobeats. Iets, ik moet iets doen. Deze full-blown Oblomov gaat iets doen. Voorzichtige danspasjes door de kamer. Zelf. Niet het gezelschap opzoeken, niet gedesillusioneerd naar de cursor staren, maar rustig bewegen, als in water. Je geliefde missen, je vrienden en de kat, maar zelf iets doen.

 


[24 december 2023]

 

MAITE'S COVID-KRONIEKEN - 2

 

Er was weer wat speling, en de vreugde daarover kan zo hard zijn dat ze overal doorheen boort.

 

Ik ging (kortstondig) naar een kerstdiner, een tafel vol klinkende, drinkende vrienden, en was de dag erna zo blij en energiek dat ik mezelf tot rolschaatsen (10 minuten) en hardlopen (5x1 minuut) in staat achtte. De dag erna, en de dag daarna, en de dag daarna, was ik totaal gevloerd. En verkouden.

 

Enthousiasme is killing voor iemand met long covid.

 

Eigenlijk moet je de vermoeidheid ook na goede dagen weer verwelkomen, uitnodigen zelfs. Met een lieve glimlach zeggen: ‘hallo grootste vijand en ergernis, ben je er weer, kom je terug?’ Rustig afwachten, en ja hoor, daar is ie weer. ‘Welkom, vijand! The usual? Uren samen in de hangmat liggen? Let’s go!’

 

Maar dat is bijna onmenselijk om te doen. Alleen een zenmonnik kan dat (ik heb me dit jaar bij vlagen een zenmonnik gevoeld).

 

Mijn zusje heeft een baby. Mijn nichtje, baby Frida. Ik heb baby Frida de afgelopen zeven maanden niet kunnen zien. Baby Frida werd 1, ik kon er niet bij zijn. Ik zag alleen een tweedimensionale baby Frida groter groeien op foto’s en filmpjes, terwijl ik voor haar een warme, knuffelende tante had willen zijn.

Dinsdag reisde ik zelfstandig naar Rotterdam, per trein en fiets, om mijn zusje en baby Frida in mijn armen te sluiten. Een gezond mens heeft werkelijk geen idee hoe fantastisch dat is.

 

De volgende dag: blij, energiek. Maar ik wist wel beter. Niet rolschaatsen, Maite, wat je ook doet, niet rolschaatsen. Blijf in je hangmat, je bent een hangmat, je bent een monnik in een hangmat die blij is, en rustig.

 

--

 

Ik lees een boek. Ditzelfde boek las ik drie jaar geleden in mijn eentje in een bar in Boekarest. Het was een warme zomeravond en ik was alleen op reis en las dit boek in die bar en was zielsgelukkig. En dus lees ik nu niet alleen dit boek, maar in wezen ook die nacht in Boekarest.

 

De auteur van het boek schrijft over een bezoek aan een botanische tuin. Altijd, of in ieder geval vaak, als ik over een botanische tuin lees, denk ik aan de botanische tuin in Batoemi, Georgië, die ik bezocht tijdens een zomervakantie lang geleden. Het was vochtig warm in Batoemi, de theeplantages glinsterden in het zonlicht en de botanische tuin lag op een heuvel aan de Zwarte Zee en heeft me nooit meer losgelaten.

 

Soms als ik over een botanische tuin lees denk ik ook aan de botanische tuin in Kopenhagen, waar ik goedmoedig een dutje deed in het gras.

 

Ik lees verder, maar eigenlijk hoef ik niet meer te lezen. Ik hoef alleen dit boek vast te houden en dan opent de wereld zich vanzelf voor me.

 


[5 januari 2023]

 

MAITE'S COVID-KRONIEKEN - 3

 

Ik wilde eigenlijk schrijven over woede, maar dat doe ik niet. Ik wil het jaar optimistisch beginnen.

 

2023 wordt verdomme het jaar van mijn wederopstanding (toch een beetje woede).

 

Het gaat beter.

 

Zeven maanden ziek en plotseling realiseer je je dat je al weken niet meer standaard middagdutjes doet - de middagdutjes zijn sporadisch geworden.

 

Dat je niet meer na elk fietstochtje door de stad doodmoe bent. ‘Altijd’ is ‘soms’ geworden.

 

Dat je lange gesprekken kunt voeren zonder daarna duizelig te zijn van alle informatie. Dat je dat soms zelfs in een rumoerig café kunt doen. Niet lang, maar lang genoeg.

 

Dat je laatst een film hebt gekeken. Een hele film! Op een groot tv-scherm! Ja, ok, het was Les vacances de monsieur Hulot, maar toch.

 

Dat je ondanks het feit dat je tijdens de eerste twee maanden niet kon lezen en nog steeds je gebruikelijke lees-concentratie niet terug hebt, in 2022 32 boeken hebt geluisterd dan wel gelezen, wat meer is dan in de jaren daarvoor.

 

Dat je na een kort bezoek aan vrienden met oud & nieuw, dat niet zo kort was als je van tevoren had gepland, enigszins tipsy met je lief naar huis bent gewandeld, vuurpijlen ontwijkend, dat je daarna niet goed kon slapen, door de knallen en door het zich continu aan je opdringende geïnternaliseerde long-covid-stemmetje dat zei: wat dacht je wel niet, dat je het zo laat kon maken, met champagne en appelglühwein en dronken gesprekjes te midden van een lawaai alsof het oorlog is, zonder consequenties? Ha! Ha! Ha! Dat dat stemmetje je gek maakte totdat je dan eindelijk in slaap viel en dat je desondanks geen terugval hebt gehad, niet op 1 januari, niet op 2 januari, niet op 3.

 

Zie, ik zei het toch. 2023 wordt een goed jaar.

 


[22 januari 2023]

 

MAITE'S COVID-KRONIEKEN - 4

 

Fase 1

 

Onder een dekentje op de bank, in een hangmat, een zachte omkapping, als een foetus in een baarmoeder, hangend, liggend, luisterend. Dit lichaam dat tot weinig in staat is, het ís gewoon, in de ruimte, op de wereld, het wordt gedragen.

 

Ik voel me een kind, dacht ik, ook toen ik weer wankel over straat wandelde - maar die gedachte was foutief. Goed, je voelt je een kind - kwetsbaar - maar in feite ben je volwassener dan ooit. Je hebt de verantwoordelijkheid om goed voor jezelf te zorgen, meer dan ooit. Het organiseren van een leven, zó dat het je past, dat het goed voor je is, dat je veilig bent, dat je herstelt. Je blinkt uit in zorgvuldige organisatie. Roekeloosheid is uit den boze.

 

Je voelt je een kind soms, ja, als je wanhoopt. Maar het is juist dit volwassen leven dat je zo haat. De verantwoordelijkheid. De zorgelijkheid. Het leven binnen strikte kaders. Iets waar je toe in staat bent, natuurlijk, en goh wat een vertrouwen wekt dat ook, zie, zie hoe verstandig ik ben, hoe voorzichtig ik ben, hoe ik mezelf van alles ontzeg, en hoe ik daardoor opknap, beter word.

 

 

Fase 2

 

In mijn overall loop ik de lange gang van de oude school in. Rechts een rij lokalen, links grote, plafondhoge ramen over de hele lengte. De sloophamer weegt zwaar in mijn hand. Met een knikje van mijn hoofd laat ik de veiligheidsbril die in mijn haar steekt op mijn neus vallen. Ik snuif door mijn neus zoals ik denk dat boksers dat doen voor een wedstrijd, ik hef de hamer, laat hem even op mijn rechterschouder rusten en haal dan met al mijn kracht uit naar links. Een oorverdovend glasgerinkel. Hamer omhoog, weer haal ik uit. Meer lawaai en koude buitenlucht die door de scherven blaast - opnieuw uithalen en slaan nu, met luid gerinkel sneuvelen de ramen, een voor een, ik ga de hele gang door, hijgend sla ik alles, alles kapot.

 

Een reus staat aan mijn bed. Hij buigt zich voorover, sluit zijn enorme knuist om mijn been en draait hem rustig uit de kom, zoals ik een kippenboutje uit elkaar trek voordat ik het af ga kluiven.

 

Of gewoon ouderwets dingen naar beneden gooien? Nee, beter nog: dingen die omhoog worden gezogen, de lucht in totdat ze stipjes zijn die in het universum verdwijnen. Bomen, bankjes, mensen die rustig over straat lopen, fietsers, auto’s, elektriciteitsmasten die van hun draden knappen, marktkraampjes, rijdende treinen, hele gebouwen SSSHHHHWOESSSSS – weg.

 

 

Fase 3

 

Angst is een tijdje nuttig, en daarna niet meer. Erkennen en doorvoelen dat de angst nutteloos is geworden is een van de moeilijkste dingen die er is.

 

Mijn kat kijkt me aan met een aandachtige blik, springt van tafel richting mij, hopt de bank op. Ik aai haar koppie. Ze geeft een zacht duwtje tegen mijn hand. Een harig lichaampje, een skeletje met een hartje, vet en vacht dat zich naar mij toe beweegt, een korte blik op mij gericht, en een oneindig niet-weten wat ze denkt, zoals ik al dertien jaar niet weet wat ze denkt.

 

Nooit op schoot, altijd in de buurt. Zij op de vierkante poef naast mijn vierkante bank. Samen bij de kachel.

 


[7 februari 2023]

 

MAITE'S COVID-KRONIEKEN - 5

 

Alles wat ik schrijf is waar.

 

--

 

Als ik heb gezien hoe een schrijver, een kinderboekenschrijver die schrijft over de liefde, die met verbeelding intieme werelden opent die vaak gesloten blijven, die van alles rustig en voorzichtig onderzoekt, hoe die met de dood bedreigd wordt -

 

dan zweef ik met mijn blik over het plein tussen de takken en de vogels, dan volg ik de stuiterende tennisbal en de oude man en de hondjes die zich door dit kleine universum heen bewegen.

 

Als ik dan de stem van een dichter hoor, die kleine visjes en sandalen beschrijft en de tomeloze dieptes van de blauwe, zoute zee rond Sicilië -

 

dan laat ik me meevoeren door het zonlicht dat diep de kamer in schijnt,

 

dan maak ik een rondje met de vogels tussen de takken,

 

dan wandel ik over straat en zie een meisje dat een boek leest in een portiek, en ik zie dat het Turks Fruit is,

 

dan neem ik het rondje tussen mijn vingers, laat het zonlicht uiteenspatten in mijn handpalm, prijs alle boeken en alle schrijvers die ooit geschreven hebben,

 

en zie de gezichten van de mensen die boekhandels bestieren en gedichten in etalages hangen.

 


[11 februari 2023]

 

MAITE'S COVID-KRONIEKEN - 6

 

Tak

 

Een knappe man fietst langszij en houdt in. Verrast kijk ik hem aan.

 

Hij zegt: ‘Je hebt een tak in je fiets.’

 

‘Ik heb een tak in mijn fiets?!’

 

Ik navigeer naar de stoep, kijk achterom, en zie dat er een enorme driepoot-twijg uit mijn bagagerek steekt. Met dit geboomte rijd ik al minstens tien minuten door de stad.

 

-

 

De kat van de Marktplaats-mevrouw heeft een grote kap om het hoofd. Uit aardigheid, en omdat ik altijd geïnteresseerd ben in harige viervoeters, vraag ik wat eraan scheelt.

 

De Marktplaats-mevrouw vertelt in geuren en kleuren dat de kat een tumor bij een van haar tepels had, en dat die operationeel is verwijderd.

 

‘Maar bij die operatie is iets misgegaan,’ gaat ze verder, ‘een paar dagen na de operatie begon haar staart af te sterven. Hij voelde helemaal hard en droog, als een tak. Dus die moest worden afgezet.’

 

‘...’

 

‘Nou, bedankt voor de theepot.’

 

‘Veel plezier ermee!’

 

-

 

‘Wat is dat?’ vraag ik.

 

‘Dat is de pindalounge,’ verklaart mijn vriend.

 

We kijken samen naar de lange bamboestok die hij als een vlaggenstok aan zijn raamkozijn heeft gemonteerd. Aan het uiteinde van de stok hangt een netje pinda’s. Het is de vierde stok die mijn vriend, ontluikend vogelaar, aan zijn kozijn heeft bevestigd. Er zijn twee takken met hangers met vetbollen en pindanootjes, één met zonnebloemzaad, en nu dus de ‘pindalounge’ met grote ongepelde pinda’s. Daarmee hoopt mijn vriend een bonte specht aan te trekken.

 

‘Alleen er komt nog helemaal niks op af,’ zegt hij teleurgesteld.

 

Twee weken later liggen we ’s ochtends in bed met het gordijn een stuk open. Af en toe fladdert er een meesje voorbij.

 

Plotseling: een hard landingsgeluid. ‘Huu!!!’ roep ik zo zacht mogelijk terwijl ik mijn vriend onder de deken herhaaldelijk hard in zijn zij por. ‘Kijk!!’

 

Op de pindalounge, nog geen halve meter van het raam, zit een grote, felgroene halsbandparkiet. Hij heeft een knalrode snavel, een lange puntstaart en venijnige oogjes, waarmee hij duidelijk onderzoekend naar ons, naar binnen kijkt. Wat hij ziet: twee hoofden met warrig haar en grote, opgewonden slaapogen, die net boven het dekbed uit steken. De hoofden houden zich muisstil, het lijkt zelfs wel of ze hun adem inhouden.

 

‘KRIE! KRIE!’ schelt de parkiet. Hij blijft een tijdje zitten, duidelijk heel comfortabel in de pindalounge. Dan werpt hij een verlekkerde blik op de pinda’s, buigt zich voorover en begint aan een schil te pikken.

 


[29 maart 2023]

 

MAITE'S COVID-KRONIEKEN - 7

 

Wakker worden met een pafferig gezicht. Het internet: ‘Millennials are reaching middle age!’

 

Een gesprek in de gang:

 

‘Ik heb besloten dat ik wil schrijven over vrouwen en plezier. Alles wat ik schrijf moet leuk zijn. Maar dat is moeilijk!’

‘Wat goed – en nee, dat kan toch best. Dat wil ik in ieder geval graag lezen.’

‘Ja, maar hoe? Waar schrijf je over, zonder dat het totaal oninteressant wordt?’

‘Dat is toch niet zo moeilijk? Geweldige gesprekken met vrienden, cafés, kachels, grappen, hard gelach. Zulke dingen. Vriendschap! Niet almaar over de liefde. Houdt hij wel van me, bla bla bla.’

‘Ken jij voorbeelden?’

‘Eh… Niña en Maartje?’

‘En Elena Ferrante natuurlijk, de koningin. Maar daar is ook veel lijden, eenzaamheid, competitie… Nee ik dacht meer aan Thelma & Louise. Diefstal, roadtrips, dat soort dingen.’

‘Haha ja! Misschien moet je teruggrijpen op eigen herinneringen aan avontuur, dronkenschap, reizen? Daar denk ik aan. Dat ik met drie vrienden in een auto van 300 euro door de Balkan toerde, veel te veel drinken, schimmige barretjes, kampvuur…’

‘Ja… Maar ik kom er nog niet zo goed bij, bij dat gevoel.’

‘Nee, ik kom er ook niet zo goed bij. Maar ik ben ook net een jaar moe geweest.’

‘Hahaha, net een jaar moe geweest, ja, wat vreselijk hè!’

Schaterlachend verdwijnen we in onze kantoortjes.

 

Grappig genoeg vond ik dit gesprek eigenlijk een heel goed voorbeeld van precies wat ze bedoelde.

 

--

 

Tijdens yoga op je rug op een matje liggen met vijftien andere mensen en bedenken hoe alle mensen op de hele planeet altijd maar elke nacht als de schaduw over de aarde trekt gaan slapen. Miljarden mensen die synchroon in bed stappen, het zich zo comfortabel mogelijk maken en rusten, opladen. Omdat hun natuur hen dat ingeeft.

Het eeuwige, natuurlijke ritme. Vanzelfsprekend.

En je vervolgens afvragen waarom al die mensen niet kunnen zorgen voor het behoud van de planeet waarop ze elke nacht vredig liggen te slapen. Verdomme.

Daar lig je dan te doemdenken op je matje. ‘Deep inhale, looooong exhale. Wiggle your toes!’

 

Al het nieuwe kost energie, maar het is zo de moeite waard.

 


[4 april 2023]

 

MAITE'S COVID-KRONIEKEN - 8

 

‘Wat?’ zegt mijn zusje met grote ogen, ‘heb je die sjaal nog?’

Ze wijst op mijn enigszins vervilte wollen ruitjessjaal, zwart met dunne rood-geel-groene ruitjes.

‘Ja!’ lach ik en aai de sjaal liefkozend, ‘die is nog van jou hè, ik heb hem maanden geleden van mama gekregen om aan jou terug te geven geloof ik, maar niet meer aan gedacht. Wil je hem terug?’

‘Haha nee, ik ben vooral verbaasd dat hij nog bestaat, na al die jaren… Die sjaal is nog in Antwerpen geweest met oud en nieuw. Dat is zo lang geleden! Toen was ik al verbaasd dat ie het allemaal overleefd had.’

 

Een paar dagen nadat ik mijn zusje had gezien vertrok ik met de trein naar Brussel.

 

Naar Brussel, ja. Ik die nu bijna een jaar aan het herstellen ben van een of andere mysterieuze neurologische ziekte, ging naar Brussel. Om Hilma af Klint te zien. Maar eigenlijk vooral om weer eens te reizen, in mijn eentje, zoals vroeger. Reizen heeft me altijd opgetild, een soort onverschrokkenheid in me losgemaakt. Nu ging ik voor het eerst in anderhalf jaar de grens over. Eindelijk weer eens op avontuur. Kijk me gaan.

 

Het begon ermee dat ik mijn koptelefoon vergeten was.

 

Eerst leek dat niet zo’n probleem. Maar in Rotterdam stapten veel mensen in, waaronder tien meiden met elk een plastic champagneglas in de hand, luid lachend en pratend. Ze installeerden zich in mijn coupé. ‘Proost, op een mooie dag!’ riepen ze. Het was 9:00 uur ’s ochtends.

 

Nadat een vrouw voor me begonnen was met het selecteren van knopen (of iets anders, ik kon niet zien wat het was) door ze telkens met een schril, kletterend geluid op haar uitklaptafeltje te laten vallen, gaf ik het op, pakte mijn spullen en liep de coupé uit.

 

De trein was vol, en dus nam ik genoegen met een uitklapstoeltje in een leeg halletje. Een andere vrouw van mijn leeftijd vergezelde me even later, ook zij nam een boek ter hand. Nieuwsgierig zocht ik de titel van haar boek op op mijn telefoon. A Radical Awakening.

 

‘The New York Times bestselling author and renowned clinical psychologist teaches women how to transcend their fears and illusions, and rediscover the person they were always meant to be: fully present, conscious, and fulfilled.’

 

Ik las Connie Palmen. We probeerden ons duidelijk allebei zo goed en zo kwaad als het gaat door het leven te slaan.

 

TSSSSSSS, TSSSSSSS gingen de deuren naast ons – omdat er allerlei reizigers door de trein heen banjerden – KEDENG KEDENG klonken de wielen vanuit het koppelstuk. Iemand in de coupé naast ons begon luid te bellen. God wat miste ik mijn noise cancelling koptelefoon. Tegelijk verbaasde ik me erover hoezeer ik kennelijk gewend was geraakt aan dit stukje techniek op mijn hoofd. Reddeloos zonder. Vroeger taalde ik er niet naar. Wij mensen raken vergroeid met de technieken die we uitvinden. Zonder kunnen we op een gegeven moment niet meer. We gaan als cyborgs door het leven.

 

Maar goed – hier spreekt iemand die vier maanden geleden nog niet in een café kon zitten omdat de prikkels van het geroezemoes haar batterij binnen een uur hadden leeggetrokken. Geef deze cyborg een break. Ik had die verdomde koptelefoon mee moeten nemen.

 

 

Eenmaal bij de tentoonstelling moest ik de museumzaal delen met een stuk of dertig senioren in rolstoelen op excursie. Een voor een werden deze personen door het museumpersoneel met een keihard piepende en sissende traplift de drie treden naar de hoofdzaal op gehesen. Ik probeerde me ondertussen op de kunst te concentreren. Goh, wat een fascinerend schilderij, zei ik bij mezelf, en dat al in 1905, door een vrouw. Waarachtig!

 

‘Luister via deze telefoon naar traditionele joik-gezangen van de Sami,’ las ik op een bordje naast een ouderwetse zwarte telefoon op een sokkel. Ik pakte de hoorn van de haak en luisterde aandachtig. Achter me werden de rolstoelers toegesproken door een gids.

 

‘Je moet jezelf in het diepe gooien,’ had mijn Herstelbegeleider gezegd. ‘Je bent bang. Ik zeg het maar gewoon.’

 

‘Ja,’ had ik schuldbewust geknikt, ‘ik ben bang.’

 

‘Je kunt niet zomaar weer helemaal terug bij af zijn,’ vervolgde hij troostend, ‘je moet nu juist het vertrouwen in jezelf herwinnen. En gewoon naar Brussel gaan.’

 

Ik wist het wel, maar ik was moe. De motivatie die ik eerder had gehad was opgegaan aan andere dingen, en daardoor was het lastig om nog met goede moed vooruit te kijken, naar wat dan ook.

 

Toen ik het museum uitliep en mijn paraplu uitklapte in de druilerige Belgische regen voelde mijn hals het plotseling naakt en koud. Mijn geruite sjaal. Ik had hem in de garderobe laten liggen. Of in mijn Brusselse appartement?

 

Ik wist het niet meer. Doelloos draalde ik wat over de Brusselse straten. ‘Ik geloof dat ik jouw sjaal ben kwijtgeraakt in het museum!’ appte ik mijn zusje.

‘Ik denk dat ie wel ergens opduikt, de sjaal kennende,’ antwoordde ze.

 

De receptionist van het museum had de sjaal niet gezien. In het kluisje nummer 177 lag ie ook niet. Ik liep naar huis, niks. Ik liet het bad vollopen en zeeg neer in het hete water. Doodmoe. Hier hoor ik thuis, dacht ik. In bad. Niet in Brussel.

 

In de trein terug naar Amsterdam de volgende dag kwamen er twee druk in het Frans babbelende jonge studentes naast me zitten. Schuin tegenover me nam een vrouw van tegen de zestig plaats. De studentes moesten begin twintig zijn. Ze waren een soort conferentie aan het voorbespreken, zoals ik toen ik begin twintig was en superambitieus ook vele malen in treinen en vliegtuigen had gedaan. De vrouw las onverstoorbaar Boos meisje van Marja Pruis.

 

In leeftijd stond ik dichter bij de meisjes, en toch was ik de vrouw. Hoe dan ook voelde ik me niet mezelf. Ik was niet alleen een onthande cyborg, ik was ook iemand die maandenlang geconditioneerd was om alles wat op reizen leek uit de weg te gaan. Ik had het afgeleerd om mezelf te zijn.

 

Thuis appte ik mijn zusje dat ik wonderlijk genoeg precies drie dagen na ons gesprek over de sjaal, de sjaal was kwijtgeraakt.

 

‘Tjemig!’ appte ze terug, ‘benieuwd naar z’n volgende avontuur!’

 

Mijn zusje had een onverwoestbaar vertrouwen in de sjaal.

 


[4 september 2023]

 

MAITE'S COVID-KRONIEKEN - 9

 

Lieve lezer,

 

Ik ben beter en ik ben ziek.

 

Langzamerhand, stapje voor stapje lijk ik de long covid van me af te hebben geschud. Er kwam steeds een beetje meer energie. De dagen waarop ik me nagenoeg 'normaal' voelde namen toe. Ik kan weer halve dagen werken, en af en toe hele. Ik kan weer rustig sporten. Ik kan weer naar een restaurant, naar de bioscoop en naar feestjes. De tijd die naast geld verdienen overblijft gaat op aan het schrijven aan mijn boek. Over een jaar is er een manuscript afgemaakt door iemand die daar een jaar geleden geen enkele kracht meer voor had, dat durf ik wel te zeggen. Dat vervult me met dankbaarheid en toch ook wel enige trots.

 

Terugkijkend begrijp ik soms niet meer hoe ik het deed, dagen doorkomen zonder enige energie of concentratie.

Het feit dat ik terugkijk op iets betekent dus dat ik dat iets lijk te hebben afgesloten, dat ik nu verder ben, dat het achter me ligt.

 

Maandag werd ik wakker met keelpijn. Dinsdag was het nog niet over. Woensdag leek het weg te trekken, donderdag was het terug, met hoestaanvallen.

 

Nee, nee - geen covid. Het was geen covid. Drie testen gedaan, allemaal negatief.

 

Maar lieve lezer wat schrik je je de vliegende tering als je net die hele ellende hoopte te hebben afgesloten en dan plotseling keelpijn krijgt.

 

Een doodnormaal keelpijntje.

 

En dan realiseer je je dat het vertrouwen in je eigen lichaam een behoorlijk grote deuk heeft opgelopen.

 

Hoe dan ook, 'beter zijn' is in dat opzicht een relatief begrip (er is altijd nasleep) net zo goed als het een absoluut begrip is (ik kan weer dingen).

 

En vergis je niet, ik heb het zeker gevierd. Zoals vorige week vrijdag, toen mijn huis voor het eerst in anderhalf jaar volstond met vrolijk pratende vrienden, en ik heb gedanst en gelachen zonder enige consequenties behalve een licht katerige zaterdag - en een flinke verkoudheid.

 

-

De covid-kronieken doek ik hierbij op. Ik wil jullie heel erg bedanken voor het lezen en de lieve reacties. Die hebben me echt heel goed gedaan.

 

Het schrijven gaf vorm aan een vormeloze tijd, en het enige wat ik jammer vind is dat ik er niet eerder aan ben begonnen.

 

Met jullie toestemming gebruik ik deze maillijst in de toekomst nog eens om jullie op de hoogte te houden van het afronden van mijn boek. Als je dit liever niet hebt, laat het dan gewoon even weten.

 

Heel veel liefs en in het bijzonder aan de enkele mede-long-covid/chronisch zieken die in deze maillijst staan: houd moed ♥️

 

Maite